Coronarust , een column door Loes Wijffels
Langzaam begint het een beetje te wennen. Thuis werken, bijna niemand zien, ontwijkend winkelen en elke dag het nieuws bijhouden. Na een paar weken verplichte coronastilte maak ik voor mezelf de balans op. Buiten alle akelige berichten, de grote dreiging van deze nare ziekte en de beperkingen die ons zijn opgelegd, ervaar ik vooral rust. Klinkt misschien wat cru maar mij doet het wel goed, deze situatie. Er is minder werk, dus smeer ik het uit over de dagen om tussendoor klusjes in tuin en in huis te doen, uit te slapen en wandelingen te maken. Na een paar veel te drukke jaren, was ik hier eigenlijk wel aan toe. Een kleurenwaaier van de Wanco en achterstallig naaiwerk liggen klaar. Op de e-reader heb ik nieuwe boeken gedownload. Ik doe mijn bewegingsoefeningen nog fanatieker dan voorheen en neem alle tijd voor videogesprekken. Ondertussen vliegen de coronagrapjes, mooie initiatieven en creatieve oplossingen om mijn oren. Kettingbrieven, verzoekjes om knuffelberen voor het raam te zetten, te klappen voor het zorgpersoneel, een kaars te branden voor de slachtoffers en elkaar poëzie te sturen. Allemaal prachtig, maar liever app ik een vriend om te vragen hoe het met hem gaat, bel ik m’n zussen in Denemarken en Frankrijk en mijn arme, hoogbejaarde moeder die het even zonder ons moet stellen.
Winkelen is een raar flipperkastspel geworden en op straat praat ik, op gepaste afstand, met buurtbewoners die ik anders nooit spreek. Hoewel de bouw achter mijn huis gewoon doorgaat, geniet ik van de stilte. Ik hoor en zie nu meer vogels (of lijkt dat maar zo?). De streeploos blauwe lucht lokt me naar buiten waar de lente nietsvermoedend uitloopt. Ik ben benieuwd hoe de stemming over pakweg twee maanden zal zijn. Zelf hoop ik in elk geval iets van die rust vast te houden. Nee, ik verplicht mezelf om er mijn les uit te leren.