'Toen was geluk nog heel gewoon…'
Corona, klimaat, stikstof, woningnood: er lijken meer crises dan ooit. Daardoor ontstaat er een hang naar een eenvoudiger tijd, zonder deze problemen.
Begin jaren 50 bijvoorbeeld, toen geluk nog heel gewoon was. Buiten huilt de wind om 't huis, maar moeder breit 'n warme trui. Vader lurkt aan zijn pijp achter de krant, het hele gezin luistert naar De Familie Doorsnee op de radio. De kachel snort.
Maar er is ook een ander perspectief op die wederopbouwtijd.
De kerk heeft nog een verstikkende greep op de samenleving. Je kan in principe niet scheiden, homo’s blijven noodgedwongen in de kast, vrouwen zijn niet handelingsbekwaam en worden direct ontslagen als ze trouwen.
Het land ligt nog in puin na de oorlog, 140.000 woningen zijn verwoest of zwaar beschadigd. In 1953 breken de dijken door in Zuid-Holland en Zeeland met als gevolg 1800 doden en duizenden verwoeste huizen - de grootste naoorlogse ramp. Jonge gezinnen wonen noodgedwongen in bij hun ouders, maar zelfs volstrekte vreemden worden bij elkaar ingekwartierd.
De angst voor Russen, communisme en een atoomoorlog is actueel. We hebben een Rijn-IJsselinie, atoomkelders, elke week luchtalarm en een Bescherming Bevolking met 109.000 vrijwilligers die geregeld oefenen voor een atoomaanval. In het Groningse Finsterwolde haalt de communistische partij in 1951 de meerderheid, maar een regeringscommissaris ontbindt de gemeenteraad.
In de VS jaagt senator McCarthy op iedereen die maar een beetje links klinkt, om deze als ‘on-Amerikaans’ en verrader te bestempelen.
Atoomproeven door de VS maken de Marshalleilanden totaal onleefbaar, dankzij bommen duizend keer krachtiger dan Hiroshima.
In Korea wordt de Koude Oorlog heet uitgevochten, ook door Nederlandse vrijwilligers, met 2,8 miljoen doden tot gevolg.
Uit Indonesië komen scheepsladingen ontheemde Molukkers, die in speciale ‘woonoorden’ terecht komen, zoals voormalige concentratiekamp Vught.
Koffie is nog op rantsoen tot 1952. Een kind krijgt meestal iets nuttigs van Sinterklaas, zoals een gebreide trui. Mijn vader groeide tot zijn 14e op in een loonwerkershuisje zonder stroom, water, elektriciteit of vuilophaal. Hij sproeide met zijn vader gevaarlijke hoeveelheden gif (DDT) uit over de akkers; er bestond nog geen enkele milieuwetgeving. Roofvogels waren daardoor zeldzaam: inmiddels zijn het er meer dan honderd keer zoveel als destijds.
Het leven is nu écht veel beter: de overlevingskans na de diagnose kanker is verdubbeld, de kans om in het verkeer om te komen is gehalveerd, de kindersterfte is twintig keer zo laag. Toch is er wel iets uit die wederopbouwjaren dat ik onze samenleving zou gunnen: het rotsvaste vertrouwen dat het in de toekomst alleen maar beter kan worden…
Reacties?