Aanstaand weekend wordt de Wijkkrant van mei verspreid. Nu alvast als opwarmer een artikel eruit over de coronacrisis, actueel en belangrijk!
Wijkbewoner Merel Litzroth werkt sinds 13 jaar als verpleegkundige. Haar vakgebied staat in het middelpunt van de belangstelling dankzij een klein maar venijnig virus. Dat betekent niet dat de overige zorg helemaal geen doorgang zou vinden. Bovendien, de ene verpleegkundige is de andere niet. Hoewel ik me schrap zet om een afgematte verpleegkundige te spreken, blijk ik tot mijn opluchting op een baken van rust en nuchterheid te stuiten.
Tekst & foto: Alex Holderbusch
Thuis afspreken willen we niet. In het ziekenhuis is niet de bedoeling. Ik zou Merel na afloop van haar dienst buiten het ziekenhuis treffen. Na een lange, gortdroge maand regent het, dus loop ik even naar binnen. Bij een dispenser haak ik mijn vingers in elkaar en ontsmet ik mijn handen grondig. Een streep op de grond gebiedt mij te wachten. Een vriendelijk gastvrouw vraagt of ik een afspraak heb of op bezoek kom. Ik leg uit dat ik een afspraak heb en of ik binnen mag wachten. Of ik nog gezondheidsklachten zou hebben? In de enorme ontvangsthal heerst een opvallende, niet onaangename rust.
Op een overdreven afstand zitten we wat onwennig tegenover elkaar. Hoe beland je eigenlijk in de zorg? Merel studeerde ooit economie, maar dat kon haar weinig boeien. Ze bezocht open dagen en liep een dag stage bij haar moeder in de zorg. “Ik had vrij snel in de gaten dat de zorg wel iets voor mij was. Tijdens mijn stages heb ik veel diverse dingen gedaan. Ik vind het leuk om aan het bed te staan. Dat doe je als verpleegkundige toch meer dan als arts.” Ze begon in een algemeen ziekenhuis, want dat bood veel mogelijkheden. Nu werkt ze op de afdeling hematologie van het Radboudumc, een specialisme dat zich bezighoudt met bloedziekten. Dat zijn onder meer goedaardige en kwaadaardige aandoeningen van bloed, beenmerg en lymfeklieren. Maar bijvoorbeeld ook stollingsafwijkingen en bloedtransfusieproblemen, aldus de website van het ziekenhuis. Er staan 24 aandoeningen opgesomd, sommigen met exotisch klinkende namen. Eén van de algemeen bekende ziektes is leukemie.
De afdeling bestaat uit een verpleegafdeling en een dagbehandeling. “Op de dagbehandeling is het nu een stuk rustiger. Daar komen mensen voor verschillende korte behandelingen en kuren. Op de verpleegafdeling nemen we patiënten op voor gemiddeld vier tot zes weken, bijvoorbeeld voor een stamceltransplantatie.” Voor Merel is haar baan meer dan alleen werk, de omgang met patiënten is minstens zo belangrijk: “Bij hematologie heb je langer contact met patiënten en dat geeft meer diepgang in de contacten, die je hebt. Mensen zijn vaak toch best wel ziek en zijn op hun kwetsbaarst. Als ze zich vertrouwd voelen, dan stellen ze zich ook open. Dan is het mooi om er voor hen te zijn.” Hematologie is een specifiek en redelijk technisch uitdagend vakgebied met de nodige complexe handelingen. Het toedienen van medicijnen luistert bijvoorbeeld nauw: “De berekening van doseringen doen we altijd met zijn tweeën ter controle. Je beseft daarvan het belang wel. Soms hebben mensen slechte vaten, bijvoorbeeld door het vele prikken en chemokuren. Daarom geven wij veel medicijnen en chemotherapie over een centraal veneuze katheter (CVK). Dit is een stuk patiëntvriendelijker en veel praktischer omdat deze weken kan blijven zitten en een patiënt anders wel vier infusen tegelijk nodig zou hebben. Daarnaast hoeven we de patiënt dan niet dagelijks te prikken omdat we bloed uit de lijn kunnen halen. Mensen kunnen snel heel ziek worden. Dan moet je goed nadenken, snel handelen en rustig blijven. Ik laat me gelukkig niet snel van de wijs brengen.” Daarmee is direct het bruggetje gemaakt naar de intensive care, die het nieuws domineert. Er blijken grote verschillen te zitten in de verpleging. “Ik heb wel nagedacht om te werken op een IC. Veel patiënten worden daar geïntubeerd. Dan heb je automatisch ook weinig contact met patiënten. Het is technisch uitdagend werk met complexe berekeningen voor bijvoorbeeld de beademing.”
Hoe zwaar vindt Merel haar baan eigenlijk, wil ik weten. Ze benadrukt dat ze uitsluitend namens zichzelf spreekt: “In het algemeen heb ik voldoende tijd om mijn werk goed te doen. Ik kan het werk meestal wel goed achter me laten. En ik kan tegen nachtdiensten. Met de verpleegkundigen onderling sparren we wel veel. We vragen elkaar hoe je iets zou aanpakken. Soms zijn er heftige situaties. Er is veel ruimte om je verhaal kwijt te kunnen en ook om te janken en te lachen.”
En dat gemene virus, heeft dat de boel niet op zijn kop gezet? “In het begin heb ik wel extra gewerkt, maar dat viel uiteindelijk reuze mee. We staan wel klaar om 12-uursdiensten te draaien, maar dat is nog niet nodig geweest. Als het echt nodig is, komt de vraag wel. Tot nu toe is het niet veel anders geweest dan anders. Ik vind het wel fijn dat ik naar mijn werk kan en collega’s om me heen heb.” Dat is ook wel begrijpelijk want Merel is moeder van twee jonge kinderen en een baby. Een in mijn ogen loodzware combinatie. Wars van elk sentiment besluit ze met: “Binnen het ziekenhuis is uitvoerig aandacht voor de coronacrisis. In het begin was er namelijk wel wat onrust. Is het virus ook gevaarlijk voor ons? Maar het is echt goed geregeld, ik kan niet anders zeggen. We krijgen dagelijks een update en er is professionele nazorg voor het personeel met vragen of problemen.”