Deze week verschijnt de Wijkkrant weer in je bus (of haal 'm af). Hierin onder meer een interessant gesprek met journalist/programmamaker (en Wie is de Mol-deelnemer) Sinan Can, geschreven door redacteur Karin Veldkamp; Bert Hendrix maakte de foto's.
Sinan Can werd landelijk bekend nadat hij in 2006 met Jos van Dongen de uitzending de Heilige Ayaan voor Zembla maakte. Series als ‘In het spoor van IS’, ‘De verloren kinderen van het Kalifaat’, ‘De Arabische storm’ en ‘Bloedbroeders’ kregen lovende kritieken. In 2016 ontving hij de prijs 'Journalist voor de vrede', uitgereikt door het Humanistisch Verbond. Hij verhuisde in januari naar Nijmegen-Oost.
Sinan Can is geboren en getogen in Bottendaal, maar maakte toch de keuze om zijn ‘geliefde’ wijk in te ruilen voor Nijmegen-Oost. “Bottendaal is zo’n wijk waar je eigenlijk niet weg wil”, steekt Sinan van wal. Veel te vragen hoef ik niet want hij praat wel. “Maar Oost is geen onbekend terrein. Net na de afronding van mijn studie woonde ik vier jaar in de Sweersstraat, maar ging daarna terug. Nu heb ik definitief gekozen voor Oost. We wilden wat groter wonen. We hebben op meerdere plekken gekeken en uiteindelijk bleken de woningen in Oost goedkoper dan in Bottendaal. En het is er rustiger. Dat laatste is belangrijk want ik heb genoeg gedoe gehad met bedreigingen. Naar aanleiding van de documentaire Bloedbroeders kwamen mensen naar Nijmegen in de hoop mij tegen te komen. Dat is niet gebeurd, maar het voelt niet fijn natuurlijk. In Oost ben ik toch wat lastiger te vinden. En ik zocht dezelfde geborgenheid die ik van Bottendaal ken. Daarmee bedoel ik dat ik me op mijn gemak voel en contact heb met de buurt. Een soort sociale controle, maar dan op de goede manier. En dat is gelukt. We zijn echt welkom geheten door de buurt. Het is er heerlijk wonen en qua sfeer heeft het wel iets van Bottendaal, alhoewel die wijk dynamischer is.”
Brute werkelijkheid
Zijn leven als journalist is niet altijd vrolijk. Wie zijn documentaires kent, herinnert zich vast de puinhopen waar hij doorheen loopt en de strijders op de straat die selfies maken met lijken als ‘decoratie’. Met een kogelvrij vest loopt hij rond, zichtbaar aangedaan door de brute werkelijkheid. Sinan ziet dit als onderdeel van het vak. “Mijn werk hoeft niet leuk te zijn. Ik vind het vak leuk, maar wat ik tegenkom, is niet leuk. Maar ik vind het belangrijk om die verhalen te vertellen, zodat mensen misschien iets minder hard oordelen en zich iets meer kunnen verplaatsen in het leed van anderen. Wij zijn makkelijk in het veroordelen van mensen zonder dat we de keuzes snappen. Als ik mensen over Syrië hoor spreken, vraag ik me wel eens af of men beseft waar deze mensen vandaan komen. Ik vind dat je mensen onrecht aandoet door over iedereen hetzelfde te denken. Bij ‘De klas van Elias’ zie je dat het betreffende gezin er echt wat van wil maken. Dat moeten we óók vasthouden. Veroordelen is namelijk best makkelijk, vooral als je de materiële zaken ziet die vluchtelingen bij zich hebben, zoals een mobieltje. Maar voor vluchtelingen is dat de enige manier om de route te bepalen en contact met het thuisfront te houden. Dus focus je daar niet op, maar verdiep je erin. En natuurlijk mag je ook streng zijn. Als er honderd Albanezen naar Nederland komen, kan dit ten koste gaan van honderd andere mensen die uit een oorlogsgebied komen. Dan is de vraag ‘doe je een ander te kort?’ Dus we mogen daar best streng naar kijken zonder te generaliseren.”
Kinderen de dupe
Sinans gevoel voor rechtvaardigheid gaat niet alleen over verre grenzen, maar ligt ook dicht bij huis. In eigen land voelt hij eveneens het onrecht. Vooral het lot van kinderen grijpt hem aan. “In Nederland bijvoorbeeld kopen mensen een tv op afbetaling en komen daardoor in de schulden. Ook dan wordt er meteen geoordeeld. Ja, er zijn mensen met onverantwoord gedrag, maar de kinderen zijn daar vaak de dupe van. Je kunt het als land laten zitten óf afspreken dat wij als samenleving de verantwoordelijkheid nemen voor mensen die slecht kunnen omgaan met geld. Ik vind het een schandvlek dat er kinderen in armoede leven in Nederland en mis daarin de solidariteit op zijn tijd.”
Ordinaire PR-stunt
Sinan is bevlogen en heeft een heldere, kritische blik. Met passie vervolgt hij zijn kijk op het leven: “Neem nou de Notre Dame. Het doet mij pijn dat die is afgebrand en ik vind het hartstikke mooi dat er in één dag 700 miljoen is opgehaald voor de opbouw. Ook een Nederlander schonk zeven ton. Maar wat als ik dezelfde BN’er zou vragen om zeven ton te schenken voor de 300.00 kinderen die in Nederland op of onder de armoedegrens leven? Ik ben bang dat hij dat niet doet. Het stoort me dat mensen haantje de voorste zijn met een schenking als het om een gebouw in Parijs gaat, zodat men internationale bekendheid krijgt. Gewoon een ordinaire PR-stunt.”
Zijn liefde voor Nijmegen is groot. N.E.C. is zijn clubje, hij is bestuurslid van stichting Weiland, schrijft elke zaterdag ‘de Ontmoeting’ voor de Gelderlander en was ook zijdelings betrokken bij Green Capital. “Toen mijn oude biologieleraar dat hoorde, zei hij: Sinan denkt ook dat hij overal verstand van heeft.”
Burgervader
Sinan wil ook best wel, ooit, burgemeester van Nijmegen worden. Maar eerst mag er weer een vrouw aan het roer. “Nijmegen heeft een meerderheid aan vrouwelijke inwoners en dat maakt de stad toleranter en geeft het andere geuren en kleuren. Ik kom zelf uit een familie met sterke vrouwen en ben een beetje tussen hen grootgebracht. Mijn moeder was voorzitter van de Turkse vrouwenvereniging. Ik zag dat vrouwen met veel dingen moesten dealen, van huiselijk geweld tot analfabetisme en onderdrukking. Ik zie die strijd al 41 jaar. En niet alleen hier. Ik heb het ook in het Midden-Oosten gezien. Vrouwen die vechten of stelling nemen tegen IS of de Taliban. Dan krijg je wel respect. Maar ook in Nederland, waar alles zo goed is geregeld, zie ik de gebreken met betrekking tot vrouwenrechten. Met argumenten dat vrouwen niet kunnen onderhandelen over hun salaris en andere onzin, heb ik helemaal niks. Vrouwen moeten hetzelfde betaald krijgen als mannen. Daarvoor zijn er gewoon schalen en cao’s.”
Het was ooit als grap bedoeld maar Sinan staat duidelijk niet afwijzend tegenover dat burgervaderschap. “Maar alleen als ik gekozen word en zonder partij achter me”, is zijn stellige overtuiging. “Ik heb het ooit gezegd als liefde en uit dankbaarheid voor deze stad. Mijn opa kwam in 1964 naar Nijmegen en hij voelde zich warm ontvangen. Hij sprak altijd liefdevol over Nijmegen en mijn vader ook”.