De Wijkkrant Nummer 8 liet ons een onbekende man zien, die kennelijk een zelfportret had gemaakt, dat samen met drie vrouwenportretten in de kruipruimte van nr. 26 in de Van Langeveldstraat was aangetroffen. We waren ervan overtuigd, dat de bewoner van het pand die doeken geschilderd had. Maar omdat in een van de geruchten die ons ter ore kwamen ook sprake was van onderduikers, wilden we graag het naadje van de kous weten. We deden een beroep op de lezers in de hoop dat de afgebeelde persoon door iemand zou worden herkend, maar helaas
Door Seph Schreurs
Nog voor ik zelf de Wijkkrant in de bus kreeg belde er al een mevrouw op: een dochter van de toenmalige hoofdbewoner, die Bökkerink heette. Zij was in 1946 in datzelfde pand geboren en herkende wel het schilderij, maar niet haar vader. Meneer Bökkerink was de baas van het bekende schildersbedrijf, zeer bedreven met de kwast dus, maar niet de maker van de schilderijen. Dat had meer met haar moeder te maken. Vader had nogal wat kunstenaars onder zijn vrienden en die zouden regelmatig schilderijen afgeleverd hebben, die moeder in de laatste oorlogsjaren over de grens smokkelde. Omdat zij in Das Reich was geboren en met een Nederlander was getrouwd had ze twee paspoorten zodat zij makkelijk "op familiebezoek" kon gaan en niet verdacht werd van het smokkelen van kunst. De schilderijen verkocht ze dus over de grens en het geld werd benut voor de onderduikers, die natuurlijk geen distributiebonkaarten hadden. Leuke bijkomstigheid was, dat ze op die tochten twee van haar kinderen meenam, die ze op het hart drukte hun mondje stijf dicht te houden omdat het in Duitsland voor kinderen streng verboden was. Helaas bleek deze versie niet juist.
De werkelijkheid
Bovenstaande informatie was slechts een van de verhalen, die binnen de familie de ronde deden; in de loop van de jaren werd e.e.a. steeds mooier. Tijdens een bijeenkomst met de overige kinderen werd duidelijk, dat er bijna niets van klopte. In werkelijkheid was er maar sprake van één onderduiker: de Heer Bökkerink-zelf. In het kader van de "Arbeidseinsatz" was deze gedwongen tewerkgesteld in Keulen. Tijdens een kort verlof onttrok hij zich aan die situatie door onder te duiken. In zijn eigen woning notabene! Het huis had een opmerkelijk diepe kruipruimte waar je bijna rechtop kon staan. Vanuit de achterliggende reguliere kelder was die kruipruimte toegankelijk gemaakt.
Aangezien de frontlinie in ras tempo dichterbij kwam te liggen had de bezetter ontruiming geëist van alle verblijfsruimten aan de kant van o.a. de Sterreschansweg. De werkplaats van Bökkerink lag ook in die buurt en het is niet ondenkbaar, dat gereedschappen en materialen om die reden naar de kelder van no. 26 waren verplaatst. Op die manier kunnen ook de schilderijen daar terecht zijn gekomen. Daar hebben ze al die jaren opgerold in een koker gelegen. 'Maar wie heeft ze nou gemaakt?', zult u zich afvragen. Dat wist de familie helaas ook niet. Men wist zich wel enkele namen te herinneren van vaders vrienden uit die tijd: o.a. Anton Heimans, Dom Artz, en nog enkelen, maar of daar de betreffende kunstenaar tussen zat wist niemand met enige zekerheid te stellen. Maar er is nog een kleine kans: een van de bovenwoonsters heeft de werken aan een vriendin uitgeleend, die werkzaam is op het restauratieatelier van het Rijksmuseum te Amsterdam. Wellicht dat die - na het nodige onderzoek - er iets meer over kan vertellen. En dan hoort u nog van ons!