Mart Hovens kijkt uit op het Thiemepark in Bottendaal, maar zijn gedachten gaan vaak terug naar Afrika, waar hij een groot deel van zijn leven doorbracht. Zijn huis staat vol met Afrikaanse herinneringen: beelden, kleurrijke kleden en vele, bijzondere djembés.
Tekst: Simone Kiekebosch, fotografie: Mohanad Ataya
Mart: “Ik ben in 1951 in Venlo geboren. Heb HBS-B gedaan, daardoor wel een praktisch soort inzicht gekregen en dat komt me nog steeds van pas. Ik studeerde biologie in Nijmegen en in 1977 ging ik met een vriendin voor de eerste keer naar West-Afrika. Ik viel meteen voor dit continent.
Ik gaf les aan de Olan (nu deels opgegaan in de HAN), maar na tienjaar had ik dat wel een beetje gezien. Iedere keer weer dezelfde vragen van studenten en mijn eigen zelfde grapjes van tienjaar geleden. Privé en zakelijk (ik had ook nog een café samen met iemand anders) zat het een beetje tegen en toen ik via een ex-student van me van een onderwijsbaan in Niger hoorde, was de keuze snel gemaakt. Toen ik belde werd ik meteen telefonisch aangenomen.”
Niger
“Er volgde een intensieve Franse cursus van vier weken en ik reisde af naar Niamey, de hoofdstad van Niger. Het was een paramedische opleiding en de jongeren waren van 18 tot 24 jaar oud.
Dat was wel een beetje een lastige tijd. Ik was slecht in namen en ze heetten allemaal Mohamed of een variant daarop. Daarnaast waren ze niet zo gewend om met glazen buisjes met bijvoorbeeld giftige stoffen om te gaan. Dus ik was al blij dat ik ze in leven heb kunnen houden”, zegt hij lachend.
“En ik was alleenstaand in Afrika. Dan vindt men je zielig. De studenten kwamen gewoon naar mijn huis en gingen bij mij in de kamer zitten. Zwijgend. Ook waren er vrouwen die toenadering zochten. Ja, als Europeaan heb je toch uitzicht op een beter leven. Die onevenwichtigheid stuurt begrijpelijkerwijs de relaties.
Nigerezen zijn een woestijnvolk, vrij introvert en ik kreeg weinig vrienden. Gelukkig kende ik wel een stel Nederlanders met wie ik samen een landrover had. Dus we hebben heel wat gereisd in onze vrije tijd.
Ik mocht 150 kg bagage meenemen naar Niger en ik nam maar mijn drumstel mee. Na een jaar kwam ik een Belgische ontwikkelingswerkster tegen. Zij wilde graag drumles en we kregen een relatie.”
Huisje-boompje-beestje
“Na drie jaar was mijn contract voorbij en ging ik met haar naar Antwerpen. Ik studeerde daar Tropische Medische Biologie en we kregen een zoon. Ik wilde graag huisje-boompje-beestje maar zij wilde terug naar Afrika. Ik herinner me dat we in een café in Matongé (Afrikaanse wijk) in Brussel zaten en na vijftienminuten soukousmuziek en Afrikaans eten wilde ik ook weer naar Afrika.”
Toch weer Afrika
“Ik leerde Portugees in een intensieve cursus in Amsterdam en Lissabon en we kwamen in Guinee-Bissau terecht. Ik maakte leerplannen voor een overheidsinstituut. Ze wilden lagere-schoolkinderen les geven in hun voertaal. Op straat werd Creools gesproken, maar op school Portugees en dit werd door de kinderen nauwelijks begrepen
In het vierde jaar ging ik er ook onderzoek doen naar het taalgebruik in de klas. Ik deed dat op diverse plaatsen, onder andere op enkele kleine eilandjes voor de kust. Het was er bloedheet en ik at iedere dag rijst met graat, van die vis waar niets aan zat.
Het vijfde jaar vroeg de Stichting Nederlandse Vrijwilligers (SNV) of ik onderwijscoördinator wilde worden in Bissau. Dat deed ik een jaar lang. Mijn partner bleef daarna achter en ik ging met onze zoon terug naar Nederland. Dukenburg. Ik was zo blij met mijn huisje-boompje-beestje!
Met mijn onderzoek studeerde ik af in Kopenhagen, International Education and Development, en om die reden werd ik gebeld door een grote Duitse ontwikkelingsorganisatie. Ik zei toch weer ja en ging met mijn zoon naar Niger.”
Monsieur Vélo
“Het was een groot project waar ik coördinator van mocht zijn. Het ging weer om onderwijs in eigen taal. Politiek lag dat moeilijk want Frankrijk was nog zeer actief in het land en wilde het Frans graag behouden op scholen. Het cultuurverschil met de Nederlanders was ook een ding. Ik ging overal met de fiets naartoe. Werd daar ook 'Monsieur Vélo' genoemd. Maar de Duitsers wilden dat ik met de dienstauto naar een afspraak ging. Het personeel streek dan mijn overhemd, ik werd in de dienstauto gezet en kwam keurig aan in de auto met chauffeur. Na drie jaar was het contract afgelopen en ik ging weer naar huisje-boompje-beestje…"
Bottendaal
“...In Bottendaal. Eerst waren we een woongroep. Iedereen vertrok uiteindelijk, maar ik woon er nog steeds. Er is wel veel veranderd in de loop der jaren. Vroeger was het er heel divers qua bewoners: Nijmeegse gezinnen, gastarbeiders, studenten. Nu zijn het voornamelijk studenten.
Ik kreeg een baan bij ICCO in Utrecht en deed wat kleine projecten in Liberia. Ik was verkiezingswaarnemer toen er voor het eerst een president moest worden gekozen. Dat viel niet mee. Dan viel opeens de stroom uit en even later ging het weer aan. Tja, wat gebeurt er met die stemmen in het donker…?
Ik bedacht er een voetbalcompetitie tussen rivaliserende bevolkingsgroepen. Opvallend was hoe hard maar fair ze speelden en hoe ze naar de scheidsrechter luisterden. Op weg ernaartoe zag ik een grote lijn, gespannen over de weg. Als je goed keek, bleek dat die draad was gemaakt van menselijke darmen… Dreigende taal. En vaak moest je dan betalen.
Bij ICCO leerde ik mijn nieuwe liefde kennen. Zij bleek ook uit Venlo te komen en haar vader bleek mijn aardrijkskundeleraar geweest te zijn en lang geleden ook een speelvriendje van mijn vader.
Tussen 2007 en 2011 reisde ik regelmatig vanuit Bottendaal naar Afrika en het Midden-Oosten. ICCO verlegde het bestuur en de uitvoering van haar programma’s vanuit Utrecht naar regionale kantoren. Ik hielp mee de regionale besturen samen te stellen en het lokale personeel op te leiden. In 2011 zette ik een reisorganisatie op, Fairweggistan, waarbij ik zo’n vijftien reizen naar Afrika organiseerde. Inhoudelijke groepsreizen. Ook fietsreizen. Bij de meeste ging ik mee.”
Educatief medewerker in een wildpark
“Toen mijn huidige partner in 2014 ging werken in Burkina Faso, ging ik parttime mee om een beetje te helpen, maar ook om zelf rond te reizen. En toen ze in 2016 naar Congo ging ben ik weer structureel meegegaan. Ik werd educatief medewerker in een dierenpark, dat zit tussen een dierentuin en wildpark in. Dat doe ik op afstand nog steeds. Ik ontwerp de accommodaties en de educatieve borden en leid gidsen op tot begeleider van toeristen. En ik denk eigenlijk dat dit is, wat ik altijd heb gewild.
Sinds 2019 werk ik bij de Bastei in het centrum van Nijmegen als vrijwilliger voor Staatsbosbeheer. Na corona ga ik excursies in de Stadswaard en Millingerwaard begeleiden. Nu al wandel ik vaak met mijn collega-hulpboswachters. En ik werk verder veel op het Land van Ooij in de Ooijpolder.”
Wat was je mooiste tijd?
Tot mijn grote verbazing: “Toen ik 19 was. Student in Nijmegen. Ik mocht als kind niet sporten omdat ik astma had, maar ineens speelde ik toen badminton op hoog niveau. Ik ben zelfs studenten-kampioen van Nederland geworden in de dubbel. Hele mooie tijd.”
Wat heeft Afrika je geleerd?
“Dat wij veel te rijk zijn en onze spullen veel te goedkoop. Denk aan het niet meerekenen van milieu, kinderarbeid en CO2-uitstoot.”
Wat betekent Afrika voor jou persoonlijk?
“Optimisme, doorgaan bij tegenslag. Zonder Afrika zou ik niet zijn wie ik ben.”