In mijn kleine arbeiderswoning uit 1900 woonde in vroeger jaren vast een gezin met aardig wat kinderen. Nu voelt het al haast te klein als mijn vriend een paar dagen bij me logeert. Ook in mijn retrocaravannetje uit '78 is het passen en meten met z'n twee. Ik kies blijkbaar voor het knusse, het geborgene. Vriendlief woont juist zeer ruim, is daar erg op gesteld en zal dan ook nooit hier bij mij intrekken. Tenzij... we in de buurt een betaalbare, ruimere woning vinden. Ooit.
Voorlopig geniet ik nog maar even van het kleine, het knusse en het compacte. Dat heeft namelijk ook zo zijn voordelen: het huis is zó aan kant en de tuin is ook snel gedaan. In m'n buitenhuisje kun je zelfs in één stap overal bij. Heel praktisch. Andere kant van de medaille is het opbergen van spullen. Over alles moet je nadenken: heb ik het echt nodig en hoe berg ik het dan zo economisch mogelijk op. Zeg maar de 'tiny-house-levenswijze' waar sommigen tegenwoordig bewust voor kiezen. Pakketjes die ik even opvang voor afwezige buren staan onmiddellijk in de weg.
Feestjes vier ik dan ook bij m'n caravan. Daar is buiten nog alle ruimte...
Ah, nu snap ik waarom ik daar zo graag ben: de ruimte! Dus toch. Tochtjes over de dijk, lopen langs het strand: ruimte. Grote, architectonische gebouwen: ruimte. Ruimte is wat een mens nodig heeft. Okay, lieverd, we gaan op zoek naar dat grote, ruime huis...