In verband met 50 jaar de Wijkkrant (1972-2022) schreven redacteuren én lezers van de krant in de Jubileumspecial over 'hun' 1972. De komende tijd verschijnen deze herinneringen op deze website.
René Pennock
Het was in 1972 dat ik me echt op de popmuziek stortte. Net te laat, want de Beatles waren uit elkaar en Jim Morrison, Janis Joplin, Jimi Hendrix en Brian Jones (voor de jongeren onder ons: dat was een van de Rolling Stones) waren al dood. De eerste grote aanschaf in mijn leven was een Philips bandrecorder met ingebouwde luidspreker van ƒ 195,-. Mijn slaapkamertje hing vol posters uit de Popfoto. Die kocht ik voor de reuzenmiddenposters, verder vond ik het te meisjesachtig. Ik las de Muziek Express en soms de (dure) Oor. Ik kon niet opnemen met een kabel, dus zat ik met een microfoon voor mijn radiootje voor de beste nummers uit de Top 40. Als ik nu 'Perfect Day' van Lou Reed hoor, hoor ik nog steeds de stem van m'n moeder, die dwars door de opname schalt: "Renéééhéé, kom je eten?!" Afspelen kon wel via een kabel. De bandrecorder zat verbonden met mijn Valkona grammofoon, een doorgevertje van mijn oudere broer. Het geluid kwam uit een speaker in de deksel. Als ik dan de treble op mijn bandrecorder op hoog zette en de bass op mijn grammofoon op laag, dan kon ik mezelf voor de gek houden en net doen alsof het stereo was.
Mooie tijden met dooie idolen. Maar volgens mijn ouders ging het daarna pas echt goed mis. "'Muziek' noemt ie die herrie?" Niks mis mee, vind ik nu nog. Captain Beefheart, Zappa, de Bonzo Dog Doo-Dah Band, King Crimson en Pink Floyd: ik luister er altijd nog graag naar. Ik stream het nu.