Terwijl veel Nederlanders ongerust worden van de komst van een asielzoekerscentrum, zit er al 18 jaar eentje in Nijmegen-Oost, midden in onze wijk. Geven de 350 bewoners daarvan nou veel problemen? En wat vinden zij zelf van de buurt? Een impressie van twee kanten, waarbij we de conclusies aan u laten…
Kor Goutbeek & Simone Kiekebosch
Voor de imposante voormalige kazerne waar het AZC in gevestigd is, zit ik op een bankje. Er staan monumentale bomen die een goudgele bladerdeken hebben gelegd over het grasveldje met speeltoestellen. Twee Afrikaanse jongens met witte broeken slenteren door de herfstbladeren, een meisje in roze joggingbroek volgt hen, ze maken lachend foto's van elkaar. Een moeder met hoofddoek en kinderwagen passeert en daarna een wandelende Syrische moeder met twee kleuters op fietsjes; twee puberjongens staan bij de ingang van het AZC met fiets, mobiel en sigaret, angstvallig om zich heen te kijken. Veel Nederlanders fietsen vlak langs de muur voor het gebouw: kennelijk een snelle afsnijding tussen de Van Santstraat en Limoslaan.
Dhr. Obers - buurtbewoner
Een oudere heer wandelt me tegemoet en begint een praatje. Hij woont in de buurt, in de Hazelaarstraat en daarvoor aan de Postweg. In al die jaren heeft hij geen klachten over de bewoners van het AZC. “Niets, nada, geen onvertogen woord, ook niet van anderen. We zitten zomers geregeld buiten bij ijssalon Gianni, recht tegenover het AZC en ook dan hoor ik geen klacht of gemopper. Niet dat we veel contact hebben, we leven grotendeels langs elkaar heen. Ik ga ook niet aanbellen bij het AZC en vragen of ik op deuren mag kloppen. Aan meer contact heb ik nu geen behoefte: toen ik die een paar jaar terug wel had, ben ik taalcoach geworden van een Iraans gezin. Vader was kinderarts, maar zakte hier voor zijn Nederlands examen en begon later een succesvolle broodjeszaak in de stad. Moeder ging werken op het Max Planck Instituut, waar Engels min of meer de voertaal is. Hun dochtertje van 5 daarentegen pikte het Nederlands verbazend goed op: ze wist bij het voorlezen feilloos welk woord ik met opzet verkeerd uitsprak.”
Ameer (18 jaar)
Ameer komt uit Afghanistan en woont ruim twee jaar in Nederland. Als 15-jarige zat hij alleen in een vluchtelingenkamp in Griekenland, niet wetende waar zijn ouders waren. Zijn ouders wonen al 4 jaar in het AZC-Nijmegen en zijn moeder heeft deze week zelfs een kind gekregen. Ameer is de oudste en heeft nog een broer van 17 en zusje van 12. Met een snor, kaaklijn en heldere ogen als een jonge Omar Sharif oogt Ameer zelfverzekerd. Hij spreekt bijna smetteloos Nederlands. Hij weet alleen niet wat 'braindrain' in onze taal is. (U wel?) “Nederlanders zijn aardig en Nederland is een fantastisch land waar alles goed geregeld is: veiligheid, woningen, geld, gezondheidszorg. Je mag best dankbaar zijn als je hier geboren bent. Op zoveel plekken in de wereld is het slechter!” Als hij naar de Coop loopt voor een boodschap heeft hij geen aanspraak, maar hij heeft ook geen behoefte aan contact in de buurt. “Ik zit op school, de Vavo, dat is vwo en havo voor volwassenen, daar zit ik al tussen de Nederlanders en ik zit in een rugbyteam, ook met Nederlanders en andere nationaliteiten. Ik ken maar 5% van de mensen in het AZC, mijn leven ligt er buiten. Hierna wil ik in Wageningen gaan studeren: agro-technologie. De voedselproductie verbeteren met innovaties. Daar is veel vraag naar in de hele wereld.”
Cafébaas Pieter van Soest van De Kroon (tegenover het AZC)
"Ik heb dit café sinds negen jaar. Ik heb geen contact met asielzoekers. Ik zie ze wel buiten op straat, maar ze komen hier niet binnen. Vroeger kwamen ze nog wel eens sigaretten halen, maar verder eigenlijk niet. Ja, één keer was er een feest georganiseerd in het kader van het project Kijkje in de keuken van je buur." Dat was heel bijzonder. De vrouwen van het AZC hebben toen hapjes gemaakt hier in de keuken en er was feest met muziek. Ze gingen helemaal los, kwamen normaal nooit in een café. Ze waren in de veronderstelling dat in een café alleen maar alcohol geschonken werd, maar we schenken natuurlijk ook koffie, thee en fris. Wat ik me ook nog herinner is, dat ze in een grote boog om onze hond heenliepen, dat is een onrein dier in sommige culturen. Eigenlijk merk ik nauwelijks dat we tegenover een AZC zitten. Alleen als er ruzie is op het AZC zelf, dan zie ik wel eens politie staan. Maar dat er wel eens ruzie is, vind ik normaal. Als ze ons met 350 mensen in een gebouw stoppen, komt er bij ons ook wel ruzie voor. Mijn café staat ook open voor asielzoekers. Ik ben een algemeen café, geen doelgroepencafé. Van student tot bejaarde, iedereen is welkom. Ik hou me niet bezig met sport, geloof of politiek.”
Michael (24 jaar)
Michael komt uit Congo en woont drie jaar in Nederland, waarvan twee in Nijmegen. "Ik heb heel lang alleen maar op mijn kamer in het AZC gezeten. Even een boodschap doen, of een afspraak en dan weer snel terug. Best wel een eenzaam bestaan. Maar op een bepaald moment kreeg ik een lekke band. Een oudere vrouw zag dat en liep een eindje met me op. Dat was een leuk, normaal gesprek. Ik zag haar daarna geregeld in het voorbijgaan. Toen ik haar een keer tegenkwam op straat stond ze met een andere vrouw te praten. Ze zei: "he Michael, kom eens hier" en ze stelde me voor aan haar vriendin. Dat vond ik hartstikke leuk. Dan hoor je er echt een beetje bij. Op het AZC worden allerlei activiteiten georganiseerd, onder andere door Gerda van De Kleurfabriek en Masoud van Elanart. Door hen heb ik meer mensen leren kennen en nu herken ik best een heleboel mensen op straat. Ik heb nu zelfs een relatie met een Nederlands meisje! In Congo bemoeit iedereen zich met je. Met wat je precies doet, met wie je trouwt, wat je moet doen met je toekomst etc. In Nederland is het wat gemakkelijker, mensen gaan allemaal hun eigen gang, er is veel minder sociale controle. Nijmegen is een fijne stad, er zijn veel jonge mensen en er is van alles te doen. In de zomer heel veel festivals. Ik ben ook blij dat ik in de stad woon en niet ergens in een klein dorpje. Ik zou best meer met buurtbewoners willen doen. Ik ben misschien iets te verlegen om contact met hun te maken. Het liefst heb ik dat ze naar mij toekomen. Zij wonen hier al heel lang, voelen zich comfortabel en het is voor jullie gemakkelijker om contact te leggen."
Directeur basisschool de Muze, Dominique Janssen
De Muze zit net als het AZC in de voormalige Limoskazerne: ze zijn directe buren. Het gebouw telt maar liefst vier verdiepingen en heeft onverwachte ruimten en spannende gangen. Er hangt veel kunst in de trapportalen, van een kunstenaar die op zolder zijn atelier heeft. Acht jaar geleden repte een vorige directeur van De Muze in de wijkkrant over rommel die uit de ramen van het AZC werd gegooid, waaronder bierflesjes en kinderen die over hekken van de school klommen. De huidige directeur, Dominique Janssen, heeft sinds dit schooljaar de leiding over de school met 380 leerlingen. Ze kan nog niet negatiefs ontdekken. “Ik vind het logisch dat kinderen buiten schooltijd het plein opkomen om te spelen. Ik heb nog geen enkele klacht gehoord; niet van ouders, niet van kinderen. We hebben geregeld overleg met het AZC en doen ook geregeld dingen samen, zoals onlangs bij het buurtfeest Torremolinos. Ik zou graag nog vaker samen optrekken: zo hebben we allebei belang bij een voetbalveld. We willen hen graag ontmoeten door bijvoorbeeld samen te koken. Het contact tussen de asielkinderen en de onze is verrijkend voor beiden: je kijkt toch ook weer anders naar je eigen cultuur. Helaas hebben wij maar een handvol asielkinderen op school: alleen zij die het Nederlands machtig zijn. De andere doen eerst de cursus NT2 op de Bloemberg in Lindenholt. Begrijpelijk, maar jammer, want De Muze is nu wel een spierwitte school.”
Inaz (33 jaar)
Inaz spreekt een beetje Nederlands en Engels, maar vloeiend Frans, omdat ze een aantal jaren in Algerije heeft gewoond. Ze heeft daar sociologie gestudeerd. Inaz is Palestijns, komt uit Syrië en woont inmiddels een jaar in Nederland, waarvan zo'n tien maanden in Nijmegen. Ze woont met haar twee broers (12 en 20 jaar) in een kamer op het AZC. Haar ouders zijn dit jaar ook overgekomen en wonen ook op het AZC. "De eerste maanden dat ik in Nederland was, moest ik iedere keer weer verhuizen. Dan leerde ik andere vluchtelingen kennen, maar moest al snel weer afscheid nemen. Dat was iedere keer weer verdrietig. Buurtbewoners sprak ik toen niet. Onlangs was er een Open dag op het AZC. Toen heb ik met allerlei buurtbewoners gesproken. Ik heb mensen rondgeleid en veel vragen beantwoordt. Dat was heel fijn om te doen. Verder heb ik eigenlijk niet veel buurtcontacten. Ik ga geregeld naar de markt en supermarkt en daar spreek ik wel mensen. Het valt me op dat Nederland zo ongelooflijk gemengd is met Chinezen, Turken, Marokkanen, Afrikanen etc. Dat is in Syrië niet zo. Ik vind Nederland niet racistisch. Mensen zijn heel behulpzaam, bijvoorbeeld op straat. Ze helpen me als ik de weg zoek. Vriendelijke mensen. Er zijn wel religieuze verschillen. Als moslimvrouw mag ik mannen geen hand schudden. Mijn twee broers en vader mag ik wel, maar zelfs mijn neven niet de hand schudden. Ik zou graag meer contact hebben met buurtgenoten. Om met elkaar te praten over van alles en elkaar te bezoeken. Ik wil ook goed Nederlands leren, zodat ik weer kan studeren." #azc