Schrijver Godfried Bomans wordt wel eens de eerste BN’er genoemd, omdat hij ongekend populair werd in de jaren 60 dankzij zijn ironie tijdens vele tv-optredens. Twintig jaar daarvoor, In zijn studententijd, woonde hij in ‘onze’ Pater Brugmanstraat. Hier schreef Bomans zijn bestseller Erik of het klein insectenboek. Bomans studeerde van 1939 tot 1943 in Nijmegen Wijsbegeerte. Hij schreef daarover: “Nijmegen vond ik heerlijk. Het is een clericale stad. Nergens ter wereld bepaalt de zorg voor het hiernamaals zozeer het straatbeeld als hier. Men ziet paters met schoongewassen boetekoorden zich door de binnenstad reppen, nonnen met wijd openstaande kappen als insecten op een straathoek staan dralen om dan plotseling in een holletje te verdwijnen.”
In de eerste oorlogsjaren woonde Bomans op Pater Brugmanstraat nummer 45, bij een hospita. Met zijn vader in Haarlem had hij een zeer afstandelijke relatie. Jan Bomans was een streng-katholieke en prominente politicus, die het tot waarnemend Commissaris van de Koningin in Noord-Holland schopte. In 1941 bezocht Jan Bomans zijn studerende zoon onaangekondigd. Zoon Bomans stond aan de grond genageld toen hij de bekende zwarte auto de Pater Brugmanstraat in zag rijden. Zou het om zijn vorderingen gaan - die waren er niet - of over zijn studiekosten - die snel opliepen? Godfried werd zo bang dat hij zich achter zijn openstaande kamerdeur verschool. “Plotseling stond daar die man van graniet in mijn kamer”, schreef hij later. Vader liep naar het raam en keek naar buiten. ‘Mooi uitzicht,’ zei hij en draaide zich langzaam om. Godfried zei niets en verroerde zich niet. Vader bleef een ogenblik bewegingloos staan en zette toen een fles wijn op tafel. Zo verliepen enkele seconden. Toen knoopte Jan Bomans zijn jas dicht en verliet de kamer. Godfried hoorde het portier dichtslaan en de auto wegrijden. Drie dagen later kreeg hij een telegram. Vader was gestorven.