Pater Nico Gomes heeft de muur tussen twee kleine kamertjes onder het schuine pannendak doorgebroken. De gepensioneerde technicus van het Albertinum-klooster heeft al zijn vernuft uitgeleefd op laatjes en kastjes waarin computer en geluidsinstallatie zijn opgeborgen. Op zolder heeft hij een zee van ruimte ter beschikking voor zijn 'geknutsel'.
Hij heeft een probleem met de scanner van zijn computer, legt hij uit. Die kan geen Frans lezen. Nu moet hij handmatig correcties toepassen in de teksten. De pater is zichtbaar verheugd over de aandacht. Maar plotseling bedenkt hij zich dat de overste op de gang staat te wachten. Dat kan beslist niet.
De professoren onder de priesters hadden een ruimer vertrek op de lagere etages, met twee ramen, omdat ze ook op hun kamer werkten. In de gloriedagen woonden er tachtig profs in de theologie in het Albertinum. Een van beroemdste, Edward Schillebeeckx, heeft nog steeds een kamer. Vlakbij de bibliotheek. In een vitrine in de hal staan de boeken van de theoloog die zo vaak in botsing kwam met 'Rome', trots uitgestald.
In 1994 ontvingen de broeders en zusters van de Nederlandse provincie van de Orde der Dominicanen de onheilstijding dat het Albertinum zou worden ontruimd. Het bestuur van de orde is in onderhandeling over verkoop van het Nijmeegse klooster.
'Moge het ons gegeven zijn het opgeven van het Albertinum niet slechts te zien als een verlies, maar als een uitdaging de onderlinge saamhorigheid te versterken en als een uitnodiging nieuwe wegen te gaan', schreef het bestuur.
In de jaren zestig moesten de theologische opleidingen van de kloosterorden plaatsmaken voor theologische hogescholen en faculteiten aan de universiteiten. De theologische faculteit van de Katholieke Universiteit van Nijmegen bleef tot voor vier jaar in het klooster gevestigd.
De kokos-lopers in het midden van de houten vloer van de lange gangen op de zolderetage rafelen aan de randen. De stoffering in bruine en groene tinten in andere vertrekken ziet er doorrookt uit, maar voor het overige is er nog geen spoor van verval. 'Ernstig, sober en nergens somber', meldt de eigen folder over de architectuur van het Albertinum-klooster in Nijmegen. Een kwestie van smaak.
Objectief is vast te stellen dat de bouwers en inrichters zich geen enkele frivoliteit hebben gepermitteerd. Of het zouden de drie gekleurde rozen moeten zijn in het glas-in-lood van de boogramen in de gangen die uitzicht bieden op de kloosterhof.
Stalen kozijnen, tegels op de vloer en degelijk schoonmetselwerk van 'Hollands' baksteen, dat de betonconstructie verbergt. Gebouwd in 1932. 'Een ridderhofstede in het Groesbeekse heuvelland', aldus een beschrijving uit die tijd.
In 1994 doet deze beschrijving een ernstig beroep op het voorstellingsvermogen. De bebouwing van de stad langs de Heijendaalseweg heeft het Albertinum opgeslokt. Het weggetje tegenover de kunstijsbaan kan moeilijk als oprijlaan worden aangeduid.
Wat over is, is een karakteristiek gebouw, verscholen in groen. Met een zeshoekige kloosterhof. De kapel in het midden. De vleugels, waarin vroeger keuken, wasserij, stokerij en gastenverblijven waren, lopen uit in een prachtige tuin met strak aangelegde paden.
Architectenbureau Eduard Cuypers ontwierp het 'moederhuis' voor de bedelorde, die zich vooral had toegelegd op studie en prediking. Het klooster werd vernoemd naar de aartsbisschop van Keulen, de heilige Albertus de Grote.
De ruimte van de kapel wordt hoofdzakelijk in beslag genomen door het koor, dat liefst 150 zitplaatsen heeft, de maximale capaciteit van het klooster. Een groot deel van het kloosterleven speelde zich hier af. Sterk geregisseerde hoogmissen met Gregoriaanse zang, hoewel zingen niet het sterkste punt van de Dominicanen is. Tegenwoordig worden de missen opgedragen in de sacristie, die met eenvoudige middelen tot een kleine kapel is omgebouwd.
Het hoofd van de Dominicanen in Nederland, overste David van Ooijen, was lid van de Tweede en van de Eerste Kamer voor de PvdA. Hij beëindigde vorig jaar zijn politieke loopbaan toen het kapittel van de orde in Huissen hem koos als hoofd van de 'provincie', die behalve Nederland en de Nederlandse Antillen, ook Puerto Rico omvat.
In het Albertinum wonen momenteel nog 22 priesters. De oudste is negentig, de jongste 62. De vergrijzing laat het bestuur geen andere keus dan verkopen.
Het gebouw is groot en duur in onderhoud. Een huurder die in het complex zou willen investeren, was niet te vinden.
Een belangrijke fase in de geschiedenis van de orde wordt afgesloten. Van Ooijen: 'Het vertrek is een erg emotionele kwestie. Iedereen van de orde is hier opgeleid. Er zijn mensen, die wonen hier al veertig jaar.'
Gepromoveerd in de sociale wetenschappen, ontleent Van Ooijen aan de statistieken enige relativering over de toestand van de katholieke kerk in Nederland. 'Niet het huidige tijdsgewricht is zo uitzonderlijk. Nee, dat was de periode tussen 1930 en 1960. Het aantal priesters was toen exorbitant hoog. Het was het hoogtepunt van het zelfgenoegzame, rijke roomse leven.
'Ten tijde van het tweede Vaticaanse Concilie waren de Nederlandse katholieken 1 procent van alle katholieken in de wereld; 4 procent van alle priesters en 10 procent van de bisschoppen kwamen uit Nederland.
'Nederland is momenteel geen uitzondering meer in Europa; dat was het in die tijd wel. Alleen in Azië, Afrika en delen van ZuidAmerika staat de katholieke kerk er beter voor.'
Volgens Van Ooijen is er geen reden voor wanhoop: kloosters met tien paters of zusters waren in de middeleeuwen en in de eeuwen daarna heel gewoon. 'In de vorige eeuwen waren er in Nederland en Vlaanderen nooit meer dan honderd Dominicanen. Tussen 1930 en 1960 waren er zowel in Vlaanderen als in Nederland zeshonderd. Een klooster met 150 bewoners, dat is echt uniek. Ik denk dat we teruggaan naar de jaren van vóór 1930.'
De leek zal een veel grotere rol gaan spelen aan de katholieke universiteit, voorspelt Van Ooijen. 'Elk jaar neemt het aantal priesters met 10 procent af. Er komen twintig nieuwe bij, en er gaan er 260 weg. Op een gegeven moment moet het ambt wel overgaan naar anderen dan ongehuwde mannen. Alleen is dat nog niet voldoende doorgedrongen bij de mensen die daarover beslissen.'
De Dominicanen willen het Albertinum verkopen, met uitzondering van het kerkhof en van een stukje tuin waar ze een gebouw willen neerzetten voor een kleine communiteit van priesters die er willen blijven wonen, onder de beschermende vleugels van het aangrenzende verzorgingshuis. Het verzorgingshuis zorgt nu ook al voor de maaltijden in het klooster.
Voor de bibliotheek met negentigduizend werken hebben de Dominicanen nog geen bestemming gevonden. De meest bijzondere exemplaren liggen al in de stofkasten van de Koninklijke Bibiotheek, maar nog steeds hebben de Dominicanen kostbare, in perkament uitgevoerde boeken uit het begin van de boekdrukkunst in huis.
De gemeente Nijmegen wil het Albertinum op de gemeentelijke monumentenlijst zetten. Het bestemmingsplan schrijft 'bijzondere bewoning' voor, en dat zal zo blijven. De gemeente liet al eens het oog op het klooster vallen als mogelijk asielzoekerscentrum. Maar waarschijnlijk wordt het klooster geschikt gemaakt voor de huisvesting van ouderen of studenten.