Knoeien
Vorige week waren bij Looijenga de Bossche bollen in de aanbieding. Hoewel ik geen zoetekauw ben, kan ik die verleiding maar moeilijk weerstaan. Misschien komt het door mijn Bossche roots. Of omdat Bossche bollen nou eenmaal heel lekker zijn. Al is het wel enorm knoei-eten. Je ontkomt er met geen mogelijkheid aan: óf je duwt hem plat zodat de slagroom eruit wordt geperst óf je vingers zitten helemaal onder de chocolade. Het is eigenlijk niet te doen, zo'n bol. Ik moet onwillekeurig denken aan een tompouce: ook niet te doen. Je drukt bij elke hap geheid een smak vulling naar buiten. En wat te denken van een gevulde taco of tortilla: de saus druipt van je kin terwijl de halve inhoud op het bord belandt.
Waarom zijn uitgerekend die heerlijkheden zo onhandig te eten? Hoe kan het dat ze nog steeds bestaan en velen er zelfs dol op zijn? Houden wij mensen daar stiekem wel van? Van een beetje morsen en knoeien? Is het de uitdaging? Het kind in ons? Pure recalcitrantie? Willen we diep van binnen het liefst níet braaf en netjes zijn, maar lekker een beetje buiten de lijntjes kleuren? Coronaregels aan onze laars lappen? Knoeien met contracten en morsen met de winst?
Misschien helpt het als iedereen af en toe een Bossche bol eet: is die behoefte voor even bevredigd, om je daarna weer een tijdje netjes te kunnen gedragen.