Een column van Kor Goutbeek: 'Een onderschatte diersoort'
We liggen met een tjalk in de haven van West-Terschelling. Ik ben net wakker, kijk glazig en ongekamd door een patrijspoort. Recht in een gezicht. Grote, droevig-glanzende ogen kijken mij aan achter lange snorharen. Ik zie een kegelrob in de golven op nog geen vijf meter afstand!
Een vriend van me zei eens: “Ik vind dat we zo’n saaie natuur hebben. Hadden we maar iets spectaculairs in het wild, een leeuw of zo.” De kegelrob is groter dan een leeuw: 330 cm tegen 250 cm lang en hij weegt 350 tegen de 250 kg van een leeuw. De kegelrob heeft een vervaarlijk gebit met vier centimeter lange hoektanden: hij jaagt niet alleen op vis, maar trekt ook een zwaan of aalscholver onder water en doodt geregeld een jonge zeehond of bruinvis. De grijze zeehond wordt zwaar onderschat. We gooien ‘m op een hoop met de zeehond, die veel kleiner is, en daardoor blijft ie onzichtbaar. Dat is zoiets als een wolf en een vos als één soort beschouwen. ‘Grijze zeehond’ is de gangbare, maar ook saaie naam, daarom noem ik hem liever bij z’n tweede naam: kegelrob. Een spectaculaire rover en ons grootste roofdier. Ze worden wel vijftig jaar, kunnen een half uur hun adem inhouden en steken moeiteloos over van Schotland naar de Waddenzee. In de Middeleeuwen werd hij uitgeroeid door vissers, in 1985 werd de eerste pup weer op Nederlandse bodem geboren. Inmiddels heeft ons land de grootste populatie van het Europese continent. Er zijn nu 6000 dieren: 1500 in de Delta en 4500 in de Waddenzee.
Het gaat goed met onze biodiversiteit. Zo kregen we er zes soorten zoogdieren bij sinds 1970: kegelrob, bruinvis, wolf, wilde kat, bever en kleine dwergvleermuis. Twee soorten stierven uit: de kleine en grote hoefijzerneus. De balans voor vogels is nog positiever: vier soorten er af, twintig erbij. Vanuit mijn tuin in Oost zie ik bijvoorbeeld geregeld een slechtvalk jagen, met 300 km/uur het snelste dier op aarde. Dat was ondenkbaar toen ik begon met vogels kijken. Nederland telde in de jaren ’70 namelijk hooguit één paartje. Inmiddels zijn dat er 130. Een daarvan broedde dit jaar op de Waalbrug; hemelsbreed maar een kilometer van mijn huis. Toen ik begon met vogelen was de ooievaar bijna uitgestorven in ons land, nu zweven er soms zes boven het Rode Dorp. Wat een feest om dat allemaal mee te kunnen maken!
Reacties? .