Loes Wijffels: 'Gepuzzel'
Met mijn lieve oude moeder speel ik regelmatig een spelletje scrabble. Hoewel haar uitstekende hersenen het niet altijd meer even goed doen, is ze het woordjes leggen nog lang niet verleerd. Sterker nog: ze wordt steeds creatiever. Regelmatig kleuren we buiten de lijntjes met woorden als vrijmeneer en wiskwast of letterlijk door de laatste letter buiten het kader van het speelbord te plaatsen. We kunnen er beiden hartelijk om lachen, wat de bezoekmomentjes zeer aangenaam maakt. Ze maakt dagelijks kruiswoordpuzzels, doorlopers en woordzoekers.
Zelf ben ik meer van het online wordfeudspel en de betere cryptogrammen. Een goede vriend in Amsterdam verdient zijn boterham met het maken van de raadselachtige puzzels die cryptogram heten. We maken er soms samen een via een online verbinding en geven elkaar dan hints door een nieuwe cryptische omschrijving te verzinnen. Die uurtjes leuken een druilerige zondagmiddag zo heerlijk op. Op wordfeud tref ik weer andere vrienden. Sommigen zo fanatiek dat ze altijd online lijken te zijn. Zodra ik na een dag hard werken weer eens een woordje leg, volgt onmiddellijk hun reactie. Eigenlijk is het een raar spel: je kunt er onmogelijke woorden leggen en heel voor de hand liggende keurt de ingebouwde jury af. In de chat van het spel hebben we daar dan hevige discussies over.
Als ik net zo oud ben als mijn moeder, hoop ik ook nog te genieten van het woordjesgepuzzel. Wie weet welke mogelijkheden er dan bestaan. Maar woorden zullen er altijd zijn. En puzzels ook.
-------------------------------------
René Pennock: 'Gepuzzle'
Met mijn moeder had ik vaak woorden. Ik vond dat ik een lastige moeder had, maar nu ik erop terugkijk, denk ik toch eerder dat ik een lastige puber was. Zelf was ik ook altijd met woorden bezig: ik deed eindexamen in vijf talen met Esperanto extra erbij. Ik stopte met mijn studie Nederlands, omdat de faculteit alsmaar bezet werd door studenten die een Maoïstische hoogleraar zeventiende eeuwse literatuur eisten, maar de universiteit wilde niet verder gaan dan een Leninist (of zoiets). Ik shifte naar Engels en specialiseerde nog even in Algemene Taal Wetenschap, met sociolinguïstiek als hoofdrichting, want omgaan met mensen is waar ik mijn taal vooral voor gebruik. Dat kwam goed van pas toen ik achter de bar kwam te werken.
Aan taalpuzzels heb ik een broertje dood, want ik kan onrecht slecht velen. Ik speelde een tijdje wordfeud in het Engels met Deense vrienden. Ik kon het niet uitstaan dat mijn volkomen correcte woorden werden afgekeurd, terwijl de tegenpartij vet scoorde met zelfbedachte woorden als ‘indrempt’ of ‘blemph’.
Taal is geen spelletje, maar een bloedserieuze zaak, al is het vaak goed voor - bedoelde of onbedoelde - humor. Zo moest ik laatst hardop lachen toen een leraar me schreef: ‘het niveau van onze leerlingen licht ver onder het landelijk gemiddelde’. Ik heb wel een vermoeden hoe dat komt.
Wanneer ik artikelen schrijf tsjek ik altijd mijn spelling op een taalsite en de uitkomst blijft me verbazen: het is ‘mavoleerling' zonder, maar ‘vwo-leerling', mét een streepje. 'Hond’ zeg je met een t. Je schrijft het met een d, want het meervoud is ‘honden’, maar ‘huis’ schrijf je niet met een z. 'Cadeau' moet op z’n Frans, maar het meervoud schrijf je op z'n Nederlands: cadeaus, en niet op z'n Frans cadeaux. Relaxt schrijf je niet op z'n Engels als relaxed.
Zo blijft de spelling van het Nederlands puzzleën met woorden.