Waarschijnlijk herinnert iedereen zich nog de beelden in het journaal uit augustus 2021, waarbij de Amerikanen zich terugtrokken uit Afghanistan. Er werd nog een beperkt aantal evacuatievluchten uitgevoerd vanuit Kabul, voordat de Taliban de macht overnam.
Door Simone Kiekebosch. Foto's Mohanad Ataya
Sonia Azatyar is een van de mensen die nog net kon ontsnappen uit het geweld. De dag van ons interview is het Internationale Vrouwendag. We zullen het daarom onder andere hebben over meisje/vrouw zijn in Afghanistan.
We spreken af in de bibliotheek, haar favoriete plek.
Sonia, je bent geboren in 1993. Dat betekent dat je bent geboren vlak voordat de Taliban de macht had in Afghanistan. Hoe was dat?
Sonia: “Ik ben geboren als de zesde uit een gezin van acht kinderen in de Panjshir Vallei. In deze vallei hebben de inwoners altijd hard gevochten om uit handen te blijven van diverse machthebbers. Dat gold ook voor de Taliban in de jaren 90. Ze hebben onze vallei toen niet kunnen veroveren”, zegt ze trots.
“Mijn grote zussen waren uitgehuwelijkt (en dus veilig) het huis al uit. We woonden met vijftien mensen in een grote, riante woning.
Er was veel ongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Veel vrouwen werden geslagen, werden slachtoffer van martelingen en veel vrouwen pleegden ook zelfmoord in die tijd. Mijn ouders waren niet heel streng. Ik hoefde bijvoorbeeld thuis geen hoofddoek om. Mijn moeder groeide op in oorlog en werd al uitgehuwelijkt op haar dertiende aan mijn vader. Mijn moeder heeft geen kans gehad om te leren. Mijn vader was arbeider en later stond hij bij de grens van Pakistan als controleur voor belastingbetaling als je Afghanistan binnenkwam. Toen hij 56 jaar was, werd hij door een lid van de Taliban vermoord toen hij weigerde om zich om te laten kopen. Ik was toen veertien jaar oud. In Afghanistan is het dan zo, dat je als familie inspraak hebt in de straf. De gevangenisstraf wordt volgens de regels uitgevoerd, maar de benadeelde familie mag meebepalen in de strafmaat. Wij hebben er met z’n allen als familie over gepraat en hebben besloten dat de man geen extra gevangenisstraf hoefde te hebben. Wij wilden niet dat zijn kinderen zonder vader moesten opgroeien.”
Vanaf mijn vijfde jaar, kreeg ik les in de moskee van de Imam. Ik leerde het alfabet en leerde lezen en schrijven. Dit was twee uur per dag. De jongens mochten sowieso naar school omdat ze jongens waren. Mijn moeder leerde ook lezen via de kinderen. We hadden ’s avonds geen elektriciteit, maar met de hele familie waren we ’s avonds bij kaarslicht bezig met lezen en het schrijven van gedichten.
In 2001 kwamen de Amerikanen en mochten we naar school. Ik registreerde mezelf onmiddellijk en moest een toelatingsexamen doen. Ik werd goed genoeg bevonden en mocht naar de meisjesschool. In Afghanistan waren lagere school en middelbare school 12 jaar, maar ik deed het in acht jaar. We moesten een hoofddoek om, maar dat was onderdeel van het schooluniform. Het was alleen maar outfit, geen issue. Sowieso vind ik een hoofddoek geen onderwerp, het gaat uiteindelijk meer om keuzes te hebben, mogelijkheden te krijgen en behandeld te worden als een mens.
Daarna wilde ik studeren aan de universiteit. Dat lag moeilijk in ons gezin. Ze waren bang voor de reacties van anderen, van de buren, van de familie. Een meisje dat studeerde was niet ingebed in de cultuur. Ik kreeg ook via mijn moeder een aantal huwelijksaanzoeken, maar ik wist al vroeg dat ik niet wilde trouwen. Ik zag overal hoe het was als je zonder liefde trouwde: de vrouwen hadden geen keuze, werden uitgehuwelijkt en werden geacht het huishouden te doen en veel kinderen te baren. Ik was anders dan veel andere meisjes en wilde niet als vrouw worden gezien, maar als mens, een onafhankelijke vrouw. Als meisje wilden mijn broers mij beschermen, maar dat liet ik toen al niet echt toe. In 2004 gaf ik mijzelf ook op voor karatelessen, ik wilde mezelf kunnen verdedigen.”
Verantwoordelijkheid
“Ik wist qua studie toch tussen mijn familieleden heen te laveren en deed Business Administration. Dat was niet mijn keuze, ik had liever literatuur gestudeerd, maar dat ging niet. Een collega van mijn broer had een dochter die deze studie ging doen en hij vond het fijn dat ik haar zou vergezellen. Helpen met huiswerk, beetje op haar letten. En hij betaalde daarvoor een deel van mijn studie.
Het was een deeltijdstudie. Van 16.00 tot 20.00 uur. Zes dagen per week. Daarvoor zorgde ik voor het huishouden van de hele familie. Koken, schoonmaken, alles deed ik thuis. Mijn moeder hielp mee. Ik voelde me uiterst verantwoordelijk voor alles en iedereen. Mijn oudste broer woonde ook met vrouw en drie kinderen bij ons in huis. Ik zorgde ook voor hen, dat ze op tijd naar school gingen, te eten hadden etc. Mijn broer is vorig jaar juni door de Taliban vermoord.”
Geëmotioneerd gaan we verder met het gesprek: “Op zijn sterfbed sprak ik hem nog en hoorde ik dat hij zo trots op me was. Dat hij voor zijn kinderen had willen zorgen zoals ik voor ze zorgde en dat hij hoop te dat zijn dochters net als ik zouden worden.”
Werk
In 2010 was de situatie redelijk in Afghanistan. Er waren veel ondernemers en het werd een opener land. Dat klinkt misschien gunstig, maar het was geen vrede. De Taliban was overal, alleen ondergronds en je wist niet waar. Iedere dag waren er aanslagen en iedere dag was er een kans dat je niet terug zou komen. Heel onveilig.
Toen mijn broer zijn baan verloor, ging ik werken, als kostwinner. Ik werkte kei- en keihard. Thuis, studeren en werk.
In 2012 liep ik stage op de financiële afdeling van een ziekenhuis en daarna kwam ik in de justitiële hoek terecht. In 2015 deed ik een journalistieke cursus. Daar lag echt mijn interesse. En overigens ben ik tot op de dag van vandaag actief op journalistiek gebied.
Vervolgens werkte ik bij de Associated Press, een persagentschap en ik werkte daar als journalist en vertaler (ik spreek vijf talen).
Uiteindelijk kreeg ik een baan bij de High Council for National Reconciliation (Hoge raad voor Nationale verzoening). Wij werkten met de Taliban om te zorgen voor vrede. Ik kon als vrouw alleen op de achtergrond werken en regelde seminars etc.”
En toen ging het helemaal mis
“De Amerikanen vertrokken bijna uit Afghanistan en er waren nog enkele evacuatievliegtuigen voor betrokkenen. Van tevoren was het niet eens in me opgekomen om weg te gaan. Uiteraard zou ik blijven. Toen het eenmaal zo ver was, zei ik dus eerst dat ik niet zou gaan zonder mijn familie. Ze vertelden mij dat ik in gevaar was en dat later mijn familie zou worden geholpen. Ik had een uur om te beslissen. Ik heb mijn spullen gepakt en ben via een helse tocht in een vliegtuig naar Nederland terecht gekomen.
Ik heb gelukkig na heel hard werken mijn moeder, jongste broertje en zusje naar Europa (Frankrijk) kunnen halen. Nu ben ik nog bezorgd over de weduwe van mijn oudste broer met haar kinderen. Ik ben nu bezig met hen ook naar Europa halen. Mijn twee broers die nu in Kabul wonen, worden voortdurend opgepakt en geïntimideerd door de Taliban. De Taliban verdenkt hun ervan betrokken te zijn bij het verzet in de Panjshir Vallei. Een hele onveilige situatie. Daar slaap ik ook slecht van.”
Hoe zie je de toekomst voor jezelf?
“Ik wil een goed mens zijn, vreugde brengen naar mijn omgeving. Ik wil verandering brengen in de levens van andere mensen, in hun perceptie van het leven. Voor mij was het heel moeilijk om mezelf te kunnen zijn in Afghanistan. Mijn keuzes werden niet altijd geaccepteerd en daar heb ik hard voor moeten vechten. Ik heb dit altijd zonder ruzie gedaan. Me aangepast, maar ondertussen wel mijn eigen gang gegaan.
Ik wil een brug slaan tussen vluchtelingen en de bewoners van het land waar ze in terecht zijn gekomen. Ik wil begrip kweken. Als je elkaar begrijpt, kun je met elkaar samenleven.
Ik zit niet op sympathie te wachten. Ik probeer mijzelf te uiten, zonder leugens. Ik wil mezelf zijn. En dat geldt wat mij betreft voor iedereen. Doe niet alsof, maar wees jezelf. Je kunt de energie die je gebruikt om mensen te overtuigen van wie je bent, beter gebruiken om jezelf te verbeteren. Het kost de minste energie als je jezelf bent.”