Naar aanleiding van 50 jaar de Wijkkrant zochten we een bekende oud-onderneemster uit Oost op.
Tekst: Anna Bakker, foto's: Marc van Kempen
‘50 jaar geleden? In 1972 was ik 25 jaar en woonde ik op de Roukensstraat.’ Op de hoek van de straat, een paar deuren verder, zat een cafetaria. Aardig wat wijkkrantlezers zullen Corry Ebbers Hermens (75) daarvan kennen, van ‘Snackbar Corry’.
Daar vlakbij, in de Van Den Havestraat, groeide ze op in een gezin met twee zusjes en een broer. Moeder werkte op de fabriek van Flipje in Tiel, vader verdiende - in dienst van anderen - zijn salaris met het innen van geld van kleding op afbetaling. Op een kaart tekende hij het wekelijks afgeloste bedrag in guldens af.
Corry was er vroeg bij met de liefde. Al op de kleuterschool wist ze: John, dat is hem! Al scheelden ze vijf jaar. Later op de openbare lagere school aan de Prins Hendrikstraat, bleef dat zo. Zij onder in het gebouw, hij boven, bij de katholieken.
Vader bakte tussen de middag weleens pannenkoeken voor de kinderen of maakte wat broodpap. Daarna ging de tafel nog even aan de kant en dansten ze wat voor ze weer naar school gingen. Wanneer ze later in de middag weer thuis kwam, met haar vriendinnetje, en moeder was er nog niet, dan sprongen ze samen even lekker op de canapé.
In het clubhuis op de Wedren danste Corry ook weleens, verder een plek waar vooral geknutseld werd. Een ander uitje, zoals voor veel Nijmegenaren in die tijd, was het bezoek aan het badhuis. Met het hele gezin liepen ze, gewapend met een handdoek onder de arm, daar naartoe.
Duivensoep
Op zondagochtend bleef het gezin Hermens bij voorkeur binnen. Dan stonden de buurmannen - van de families Alwieger, Rensing en Geurts - buiten met een bakje in de hand te fluiten en in de lucht te turen. Wachtend op de terugkomst van hun duiven.
De omgeving waarin Corry opgroeide en woonde was indertijd echt een arbeiderswijk én familiewijk. Ook in later jaren bleef dat zo, met haar zussen en schoonfamilie die in de Beijenstraat woonden. Iedereen kende elkaar zowat, zorgde voor elkaar. Was er in de buurt eens iemand ziek dan kregen ze duivensoep.
Het kiend en het kleintje
Na de huishoudschool op de Groesbeekseweg, was het vanaf haar veertiende jaar werken geblazen voor Corry, poetsen op scholen. Maar in de avonduren was ze in de portiek van Bakker Leo Brouwer te vinden, op de hoek van de Groesbeeksedwarsweg en Daalseweg. Een mooie plek voor de jongens en de meisjes uit de buurt om elkaar te ontmoeten en even lekker wat te vrijen. Zo ook dus Corry en John, nog steeds haar grote vlam, toen haar verkering. Ze hingen er net zolang rond tot ze werden weg gestuurd door mevrouw Brouwer: ‘Wieberen jullie!’
Corry was 16 jaar toen ze moeder werd. ‘In die tijd helemaal niet zo bijzonder hoor!’ Het was haar niet bijgebracht, hoe kinderen krijgen ging. Ze was een teer poppetje qua gezondheid, dat ze 's morgens moest overgeven was dus niet vreemd. Toch stuurde moeder haar op zeker moment maar naar de dokter. ‘Heb je een vriendje?’ vroeg dokter Heikens. Ja dus, en ze was tot over haar oren verliefd. Daarna vertelde hij haar dat ze een baby ging krijgen. 'En wat nu?’ 'We gaan wel even samen naar huis.'
‘Ben je verliefd, wil je trouwen?’, vroegen haar ouders. ‘Zeker!’ Maar schoonmoeder Ebbers stelde een hele andere vraag: 'Wat denk je van abortus?'
Waar ze het over had? Corry had geen idee. Dat hele woord kende ze niet. 'Nou nee, doe maar niet', had ze daarom geantwoord. En zo kwam het tot een huwelijk en trokken ze met zijn tweetjes in op de Van Den Havestraat. Een klein half jaar later kwam John jr ter wereld.
Zowel haar ouders als schoonouders steunden haar enorm hoorde ze vader eens tegen moeder zeggen. Die opmerking bleef op een of andere manier hangen. Ze was nog zo jong. Ook vader zelf gaf de kleine regelmatig de fles.
Met enige tegenzin daarom verhuisde Corry op zeker moment naar de Roukensstraat. Soms draaide ze wat Elvis of Fats Domino, dat beurde haar op. Maar van zelf gaan dansen kwam het niet meer, met dat kleintje in de wieg. Met tranen in haar ogen zag ze hoe haar nichtjes in de avond daarvoor wél de stad in gingen.
Tante Jo
Het gezin Hermens bleef, ook al was iedereen na verloop van tijd getrouwd, vaak samen komen, meestal was dat in het ouderlijk bovenhuis op de Van Den Havestraat. Daaronder zat drukkerij Lorre. Alle meiden uit de buurt werkten daarvoor. Met het kloppen, lijmen en klemmen van boeken verdienden ook de vrouwen uit het gezin Hermens zo wat bij. Omdat het vooral om thuiswerk ging was het nog gezellig ook, zo met zijn allen.
Rond de kersttijd lag het hele huis van boven tot onder vol met van die grote kerststerren die verlijmd moesten worden. Na bewerking gingen ze allemaal op een grote hoop, dat was het snelste werken. En viel er het meeste mee te verdienen. Daartussenin, samengevouwen in een hoekje, zat de oude inwonende tante Jo wat te knikkebollen. Aan het einde van de dag gingen de gelijmde sterren allemaal netjes in dozen en kreeg tante Jo ook weer wat ruimte terug.
De Berini’s
Op zeker moment kwamen de Berini-brommers op de markt. Sloos op de Daalseweg was een van de eersten die ze verkocht. Corry’s zusjes, die net als Corry en moeder als schoonmaaksters op de scholen werkten, schaften er beiden eentje aan, op afbetaling. Corry zelf wilde ook. En besprak het met John. Niet veel later kwam hij met een Solex aan, een ongekende domper. ‘Met dat eitje! Mijn zussen hebben allemaal zo'n mooie brommer, en moet je mij nou zien!’ Dikke tranen van het huilen hadden bij die teleurstelling over haar wangen gestroomd. Maar er zat niet anders op, ze moest het er mee doen. Toch wilde haar zusje uit de Beijenstraat het ook wel eens proberen, op de Solex. Wegrijden, nadat ze met een hendel het motorblokje op het voorwiel had gezet, ging prima. Maar stoppen? Na het eerste rondje door de Beijenstraat volgde noodgedwongen nog een rondje, en toen nog een. Ondertussen was wel een duidelijk 'Help!' te horen. ‘Ik weet niet hoe ik moet stoppen. Hoe nou?' Een cordon, gevormd door een aantal potige mannen uit de Beijenstraat, maakte uiteindelijk een einde aan het ritje. Later kreeg Corry alsnog haar Berini, en zo bracht ook zij elke week een bezoekje aan Sloos om de aflossing te betalen.
Negen jaar na de geboorte van John jr volgde de tweede zwangerschap. In de laatste dagen leek het toch niet goed te zijn, en bracht John haar urine naar de praktijk van dokter Heikens en Halbe voor controle. Heikens zelf kwam met hem mee terug, om Corry te vertellen dat het kindje niet meer leefde. Daarna bracht hij haar zelf in zijn auto naar het ziekenhuis. Een bijzondere huisarts was het, dat zeker. 'Maar’, vertelt Corry, 'het was dan ook een andere tijd, iedereen wist wat van elkaar. Het was niet zoals nu, dat je alsmaar door moet. Ook later kende hij mijn kinderen, wist wat ze deden, als er wat was, kon ik meteen bellen.’ Een jaar later, in 1974, werd zoon Denny geboren. Inmiddels was Corry zelf toen niet meer dat ‘kiend, en ‘werd moeder-zijn van een baby’tje voor haar een heel ander verhaal.
Snackbar Corry
Twee deuren verderop in de Roukensstraat, op de hoek met de Prins Bernardstraat, was dus een cafetaria, gedreven door de familie Vos. Hij was koppelbaas en zette in Duitsland mensen aan het werk . Met een 'Goh Cor, kun je effe komen helpen, wij moeten weg' was ze er ingerold. Nooit eerder gedaan, maar ze deed het. De volgende dag na een telefoontje weer, gedoe met Engelse werklui. 'Kun je hem ook weer los gooien?'
Het pand zelf was van Eef Gerritsen die in cafetaria's gokkasten had staan. Na een tijdje kwam de vraag van hem: 'Heb je geen interesse om het over te nemen?' Ze was nog wel een kwebbeltje, dat zou haar wel lukken, had hij zo gedacht.
Niet dat Corry niks anders te doen had. Overdag poetste ze op scholen, en ze was dus ook nog een jonge moeder. Bovendien moest het nodige op tafel worden gelegd ter overname. Geld dat niet zo beschikbaar was.
Maar ze had het poetsen er nog bij als inkomsten dus vooruit maar. John werkte in het onderhoud bij de universiteit, daarmee waren in ieder geval de benodigde verzekeringen afgedekt. Eef kwam praten - met aflossingen en de opbrengsten van de gokkasten zou het moeten lukken. Met als resultaat dat op zeker moment 'Snackbar Corry' te lezen stond op de gevel. Alsnog lag ze ervan wakker. 'We hadden eigenlijk geen stuiver te makken.’
De snackbar die vóór Corry’s tijd pas om vier uur in de middag open ging, opende vanaf toen om 12 uur al de deuren. Vier uur later nam haar nichtje het over. Zelf ging Corry dan aan het werk op de school op de Schoolstraat, om daarna het werk in de cafetaria weer over te nemen tot middernacht. De buurtjes, tante Betje en tante Marie, hielpen in de late uurtjes bij het schoonmaken. Zo ook was Corry's moeder bijna altijd aanwezig, om uien te snipperen, nasi, bami en gehaktballen te maken.
Het was een zware tijd. ‘Waar het om ging, was geld verdienen. Je deed het niet omdat je het nou zo leuk of gezellig vond. Vroeger had je geen keuze. Als je ergens aan begon moest je het afmaken, vooral met die schulden. Ik had geen notie van geld en wist eigenlijk niet dat ik dat zakelijke in me had. Want ik was ook een watje. Als mensen uit de buurt het gas en licht niet konden betalen, schoot ik dat geld weleens voor. Dat geld bleek ik dan voorgoed kwijt, de klant trouwens ook.’ Het zakelijke lag meer op ander vlak, slim inkopen doen bijvoorbeeld. Wat ze ook deed: royale porties scheppen. Daarvoor kwamen veel klanten terug. En ze verwende de kleintjes die meekwamen met hun ouders.
Zo'n tien jaar draaide Corry zo haar zaak op de Roukensstraat waarna ze een cafetaria in Groesbeek overnam. Van korte duur echter, daarna deed zich in Arnhem een kans voor weer wat op te bouwen. Maar ja, ze is Nijmeegse! Dolblij was ze dus toen ze iets op de Willemsweg kon overnemen en iedere dag Waalbrug kon laten voor wat het was. Het bleek doorbijten daar. Natuurlijk had ze al die jaren achter het buffet weleens van zichzelf af moeten bijten, maar die locatie was toch echt andere kost. 'Een hele zware cafetaria', Al mochten de klanten haar graag en werd ze zo nodig beschermd, het was teveel voor haar.
Waar Corry vroeger op de Daalseweg nog wel eens brood haalde bij bakker Klaassen, op de hoek met de Jacob Canisstraat, zat in die tijd snackbar Piet Mooij. Corry’s zwager kwam er mee aan dat het te koop stond. 'Niks voor mij, ik hoef helemaal niks meer.’ Alsnog, ze ging met Piet aan tafel. Een tijdje later hing het bekende bord weer op de gevel.
Eenmaal terug op het oude nest bleek het vrome Nijmegen Oost een verademing bij wat ze in voorgaande jaren meemaakte: 'De studenten die er kwamen droegen me op handen.' En als Corry het eens druk had, nou dan bakten ze toch gewoon mee! Vaste klant was Harry, de hond van dispuut de Olifant. Hij kwam dagelijks zijn frikandel opeisen. Het ging zelfs zover dat wanneer het dispuut Harry weer eens kwijt was ze belden: ‘Cur, is Harry bij jou?’ ‘Kwamen ze hem weer ophalen.’
Na zes jaar op de Daalseweg, Corry was 48 jaar, werd John, de liefde van haar leven, ziek en overleed plotseling aan een hartstilstand. Daarmee stopte alles voor Corry, werd alles anders. Veli kwam en nam de cafetaria over. ‘Graag met je naam erbij.’ Ze mocht de nieuwe uitbater, dus oké, maar bovenal wist ze zo zeker dat er niet weer een nieuwe snackbar Corry voor haar zou opstaan. Het was genoeg geweest.
In de jaren die volgden werd het stil om Corry heen. Het werk miste ze niet, wel haar klanten, vooral de studenten. Het familieleven kwam weer meer op de voorgrond, ze leefde volop mee met haar zoons die tot de Nederlandse Judotop gingen behoren, en ze kreeg vijf kleinkinderen en drie achterkleinkinderen. Maar ze moest ook weer een groot verlies incasseren. Zoon Denny overleed, veel te jong, na jarenlange ziek te zijn geweest. ‘Ook dat heeft weer een ander mens van me gemaakt, heeft de glans van mijn leven afgepakt.’
Terugblikken vanuit 2022
Na lange tijd buiten Nijmegen Oost te hebben gewoond is Corry sinds vijf jaar terug in Oost, heeft een benedenwoning op de Daalseweg kunnen bemachtigen. Haar plek heeft ze ondertussen weer helemaal gevonden in de wijk. En de wijk haar blijkbaar ook. Toen ze onlangs terug kwam uit de stad lag er zomaar ineens een bos rode rozen bij haar voor de deur. Van haar lover kan het overigens niet geweest zijn, die was er maar één in haar hele leven, ‘en daar blijft het ook bij.’
Tegenwoordig heeft ze tijd om de Wijkkrant te lezen. ‘Vroeger was het werken, werken, werken wat de klok sloeg, en geld verdienen. Ik heb hem toen in ieder geval nooit gelezen.’ Want wat was het leven anders vijftig jaar geleden! Dat luxeleven van nu was er ‘helemaal niet.’ Een ander groot verschil: ‘Vroeger werd je dom gehouden, de ooievaar stond bij wijze van spreken nog achter de deur.’ Corry weet er alles van. ‘Tegenwoordig zijn er niks geen goochelverhalen meer, een kind van twee weet al bijna piekfijn uit te leggen waar de kinderen vandaan komen.’ Het gezinsleven is sowieso veel veranderd. ‘Gelukkig zijn de mannen een stuk behulpzamer geworden in het huishouden, iedereen pakt tegenwoordig aan, dat zie ik ook bij mijn zonen.’ Daarnaast is de afstand tussen ouders en kinderen kleiner geworden. Kinderen zeggen geen u meer tegen hun ouders, ze nemen elkaar meer in vertrouwen.
Wat dat aangaat, vindt Corry de tijd van nu een stuk beter. Maar er ging ook wel wat verloren: de kleine middenstand, de kruideniers, slager Bos, de VAWE op de Daalseweg, kruidenier Polman, de Jamin in de Beijenstraat. Vooral die laatste mist ze. Moeder kocht daar gebroken koekjes, op terugweg van het kerkhofbezoek.
‘En vroeger deelde je meer, gaf je meer, kon je met een gerust hart even het touwtje uit de brievenbus laten hangen. Nu is dat Fort Knox. Ik draai de deur zelfs al dubbel op slot als ik even naar de overkant moet. Ook de fiets gaat altijd op slot, voor je het weet is hij verdwenen.'
Tante Curry
Ook anders dan vroeger is dat de buurtjes niet meer even zo binnen komen lopen. Zelf doet ze het trouwens wel, er wonen voor haar zoveel bekenden in de wijk. Wel schuiven er al snel wat mensen aan als ze voor in haar tuin zit met het mooie weer. Bij ‘onze Cur’. In de buurt kennen ze haar niet anders, ook de kinderen niet. Af en toe komt ze nog wel eens een student van vroeger tegen. Ook dan is het nog steeds zoals vroeger, liefkozend en ook wel gepast: ‘tante Curry.’
Al was het vijftig jaar geleden een andere tijdsgeest, Corry had wel zo haar dromen. ‘Toen wist ik het wel, ik droomde ervan een herenhuis te hebben en in een cabrio rond te rijden.’ Dat grote huis kwam er, weliswaar in een andere wijk, en de cabrio had ze kunnen kopen. Maar ze deed het niet. Van huis uit kreeg ze immers altijd mee geld achter de hand te houden voor als er wat gebeurt. Zelf zegt ze nu juist tegen haar zoon: ‘Als je het leuk vindt, ga op vakantie, geniet ervan.’ Zelf houdt ze het liever klein, met de familie en kleinkinderen, met haar vriendinnen spreekt ze regelmatig wat af, gaat met ze uit eten, dat wel.
Daarnaast proberen ze haar weleens mee te krijgen, naar een wijkactiviteit. In haar oude schooltje. Maar Corry laat zich , anders dan vroeger, niet meer zo snel vastleggen. ‘Ik ben meer het type vlinder nu.’