Kerstmis nadert met rasse schreden, maar ook dit jaar lijkt algehele wereldvrede nog even buiten bereik. Hoe ouder ik word, des te vreemder ik dat vind. Ik heb eens rondgevraagd en toen bleek dat iedereen toch echt wel voor wereldvrede is, zeker rond de kerst. Maar blijkbaar zijn er ook nog mensen voor wie de lieve vrede geen optie is. Mensen die van bonje houden.
Ruzie komt in de beste families voor en onder beste vrienden. Om het minste worden mensen op sociale media gehost of ontvriend. Sommigen zeggen ook in het echte leven de vriendschap op met iemand die ooit heel dierbaar was. Het waarom is vaak vaag, waardoor het lijdend voorwerp in verwarring achterblijft. Tenminste, dat hoor je wel eens op de radio of lees je in de krant. Misdaad tegen de menselijkheid.
Ikzelf ben van de andere stroming. De stroming van: ‘eens een vriend, altijd een vriend’. Oké, je kunt mekaar wel eens een tijdje ontgroeien, in de haren vliegen of in een vreemde samenloop van omstandigheden verzeilen, maar als je elkaar dan weer ziet na drie, vijf of twintig jaar, zijn we nog altijd dikke vrienden. Zo kwam ik een paar weken geleden mijn oude maat Nico tegen.
Nico en ik gaan al honderd jaar terug. We huppelden samen naar de basisschool en hielden dat daarna ook nog een flinke tijd vol. Met de liftvinger in de lucht trokken we door stad en land, van Aalten naar Zeeburg en van Aalborg naar Zagreb. Onderweg verzonnen we miljoenen ideeën. Tientallen miljoenen ideeën, de een nog mooier dan de ander. Het lepelrietje voor diepe sorbetglazen, de Tena Trucker voor vrachtwagenchauffeurs, de off-road camper, een streaming platform voor video, een biologische weedkwekerij, de gravelbike, een hele serie tv-spelshows, een communistisch reisbureau, begrafenisvideo, de Nationale Fietsbon, het Magnum-ijsje, enzovoorts. De meeste ideeën waren hun tijd ver vooruit, maar dat gaf niet. Mooie nieuwe ideeën, daar ging het om. Mij tenminste, want Nico was meer van de praktijk. Hij had - buiten mijn medeweten - onze spinsels uitgewerkt en vastgelegd bij octrooi-instanties en merkenbureaus. Toen na verloop van tijd de tijd rijp was geworden begonnen bij hem de miljoenen binnen te stromen. Leuk voor hem - even goeie vrienden - maar toen hij zich naast andermans ideeën ook andermans vriendinnen begon toe te eigenen leek het hem verstandiger om een andere vriendenkring op te zoeken. Wij sputterden niet tegen.
Soms zagen we hem nog wel eens in de stad, in gezelschap van verkeerde types. Van die mannen met grote horloges die teveel praten en te hard lachen. En altijd vergezeld van vrouwen die veel te jong en veel te mager afstaken bij hun eigen vadsigheid. Soms zagen we hem ook in een talkshow als CEO van een groot reisbureau, of in de Quote 500, of in de krant vanwege een akkefietje met de Belastingdienst. En nu, dertig jaar later, zag ik hem weer in levenden lijve.
Stom toeval. Ik was met Kameraad op bezoek bij zijn broer in Tanzania. We gingen mee naar de maandelijkse bijeenkomst van Nederlanders in die streek en de eerste die ik tegen het lijf loop is vriend Nico. Statistiek bestaat dan niet, want hoe groot is die kans?
Nico had zijn leven omgegooid. Tabak van glamour en geld. Op een ochtend was hij wakker geworden in het besef dat hij geen vrienden had. Geen enkele. Alleen ‘relaties’, mensen die van hem profiteren. Inmiddels was hij - naast lichaamsgewicht - ook het grootste deel van zijn vermogen kwijtgeraakt. ‘Als je zo veel geld hebt als ik zijn er maar twee manieren om armer te worden: gokverslaving of echtscheiding, en aan gokken doe ik niet,’ zei hij. Drie echtscheidingen had hij achter zich. De ex-eega's waren vertrokken naar Monaco of Dubai en ook zijn kinderen zag hij niet meer. Met het geld dat hij nog over had, wilde hij iets goeds doen voor mensen die door het leven minder waren bedeeld. Na een darminfectie tijdens een safari was hij wekenlang in een Tanzaniaans ziekenhuis beland en dat had hij opgevat als een Teken. Dat was vijf jaar geleden en inmiddels had hij met microkredieten en kleine investeringen een sociale werkplaats, zes pindakaasfabriekjes, twee kleine biologische koffieplantages, een bananendrogerij en een fietswerkplaats opgestart. Allemaal kleine bedrijfjes die met weinig investering voor vaste inkomens zorgden. Een soort postcommunistisch project, waarbij alle werknemers eigenaar zijn. Hij moest er zelf ook om lachen. Eerst alles gedaan wat God en de Belastingdienst verboden hebben om maar zoveel mogelijk geld te verdienen, en dan nu een soort Kerstman in Afrika.
Na een glas of wat – geheugen wordt dan milder – waren we weer de oude vrienden van vroeger, met precies dezelfde grollen en gein. Tranen van schik en weemoed. Dertig jaar weggegumd, inclusief oud zeer. Even goede vrienden. Betere zelfs.
Plots kwam de hernieuwde kameraadschap tot stilstand. Als een Jamaicaanse sprinter snelde Nico naar de wc, zichtbaar vanwege een acute darmsituatie. ‘Mijn oude infectie’, riep hij nog. ‘Tot zo!’ Ik heb nog een tijd gewacht en we hebben hem nog gezocht. Vast even op zoek naar een nieuwe broek, dacht ik nog. We hebben hem niet meer gezien.
Terug in Nederland hoorde ik dat dat ook nooit meer zal gebeuren. De darminfectie was geen darminfectie. Het wordt een droeve kerst. Wel fijn dat we weer even goede vrienden waren.